Amsterdam Science Park is in de afgelopen decennia uitgegroeid tot een centrum van kennis, onderzoek en innovatie. Toch blijkt de publieke ruimte rondom dit gebied vooral functioneel ingericht en weinig gericht op sociale cohesie.
Studenten, medewerkers en bezoekers ervaren de campus als efficiënt, maar vaak ook kil en anoniem. Hoewel cafés als De Polder en De Oerknal ontmoetingsplekken bieden, kampen zij met beperkte capaciteit of een specifieke doelgroep. Bewoners en voorbijgangers voelen zich bovendien niet altijd welkom.
De uitdaging is dan ook: hoe kan de inrichting van Science Park sociale interactie en recreatie beter ondersteunen, zodat het gebied aantrekkelijk wordt voor een breder en gemengd publiek? Dit project onderzoekt die vraag aan de hand van observaties, gesprekken en interviews, met het doel de bestaande plekken aan te vullen om Science Park meer levendigheid en gemeenschapsgevoel te geven.
Locatieonderzoek
Voor het locatieonderzoek maakten we gebruik van meerdere methoden. Allereerst deden we deskresearch: beleidsdocumenten en visies van de gemeente Amsterdam werden bestudeerd, naast signalen uit bewonersinitiatieven zoals De Groene Carolina.
Vervolgens voerden we eigen observaties uit op verschillende plekken in Science Park, met oog voor inrichting, toegankelijkheid en sfeer. Foto’s, notities en sfeerbeschrijvingen hielpen om patronen in het gebruik vast te leggen.
Daarnaast spraken we kort met medewerkers en bezoekers van cafés (o.a. De Polder en De Oerknal) en met studenten buiten de locaties, om vooringenomenheid te voorkomen. Tot slot namen we langere interviews af met diverse betrokkenen: van studenten en cafémedewerkers tot een managing director van Matrix. Door deze aanpak konden we top-down beleidsvisies combineren met bottom-up ervaringen.
Locatieonderzoek: De kloof tussen functionaliteit en gezelligheid
Uit het onderzoek komt een duidelijk beeld naar voren: Science Park mist plekken die uitnodigen tot langer verblijf en spontane ontmoeting. De buitenruimte voelt kaal en winderig, met te weinig groen en zitgelegenheden. Plekken als De Polder en De Oerknal vervullen deels de rol van ontmoetingsplek, maar spreken verschillende doelgroepen aan en bieden onvoldoende capaciteit of sfeer. Café Neo blijkt vooral gericht op werknemers van Matrix en voelt daardoor exclusiever.
Studenten gaven aan behoefte te hebben aan betaalbare, toegankelijke en meer huiskamerachtige plekken. Ook werd herhaaldelijk gewezen op het gemis van buitenruimtes met beschutting, gezellige bankjes en meer karakter. Het algemene beeld: Science Park functioneert goed als werk- en studiegebied, maar blijft sociaal gezien fragmentarisch en kil. Er is brede wens voor meer vergroening, meer informele ontmoetingsplekken en een sterkere verbinding met de buurt.
Co-creatie
Voor de co-creatie werd gekozen voor een tweedelige aanpak. Gebruikers konden hun stem uitbrengen op vier categorieën:meer groen, meer kunst, meer sport & spel, of meer pauzeplekken.
Daarnaast konden zij vrij hun eigen ideeën aandragen. Alle reacties werden verzameld in een pitcher, waardoor zowel gestructureerde keuzes als verrassende suggesties zichtbaar werden.
Co-creatie: Resultaten
De co-creatie leverde een helder beeld op van de wensen van gebruikers. Kunst bleek het minst populair met slechts 7 stemmen. Vergroening en sport & spel werden elk door 10 mensen gesteund, terwijl pauzeplekken overtuigend favoriet waren met 14 stemmen. De voorkeur voor plekken om te zitten en tot rust te komen sluit aan bij de behoefte aan meer huiselijkheid en laagdrempelige ontmoetingsmogelijkheden.
Opvallend was dat studenten en medewerkers tijdens de sessie ook hun eigen kennis deelden, bijvoorbeeld over duurzaamheid en inrichting. Toch bleek de methode beperkt: stemmen en post-its leverden waardevolle input, maar weinig echte interactie tussen deelnemers. Het reflectieverslag benadrukt bovendien dat structurele verandering vraagt om méér dan een eenmalige interventie. Een kledingruil die later werd georganiseerd, trok slechts enkele deelnemers maar liet zien dat ook kleine initiatieven gesprek en verbinding kunnen stimuleren.
De belangrijkste les: Science Park snakt naar meer uitnodigende, fysieke plekken om te verblijven. Pauzeplekken, vergroening en sportvoorzieningen zijn directe aanknopingspunten, maar hun succes hangt af van herhaling, zichtbaarheid en gezamenlijke eigenaarschap van de gebruikers.
Interventie
De co-creatie leverde uiteenlopende ideeën op, van een picknickdag tot een sporttoernooi. Uiteindelijk kozen we voor een interventie die duurzaam, haalbaar en verbindend was: een kledingruil. Hiermee konden we aansluiten bij bestaande initiatieven van gebruikers die al plannen in die richting hadden.
Toen de officiële kledingruil (met entreeprijs) in samenwerking met een andere partij kort voor de start werd geannuleerd, besloten wij spontaan een gratis kledingruil te organiseren. Op een grasveld legden we kleding neer, voerden een eenvoudig puntensysteem in en nodigden studenten en medewerkers uit om deel te nemen. Het resultaat was kleinschalig, maar zorgde wel voor gesprekken, ontmoeting en zichtbaarheid in de publieke ruimte.
Overdracht
De kledingruil liet zien dat zelfs een kleine, geïmproviseerde interventie waardevol kan zijn. Deelnemers reageerden enthousiast, maar de opkomst was beperkt. Dit had deels te maken met de timing: weinig studenten waren aanwezig op Science Park door een staking, en spontane deelname aan een kledingruil vraagt om een drempelverlagende context. De ervaring leert dat placemaking gebaat is bij laagdrempeligheid, vroege promotie en herhaling. Eenmalige acties zorgen wel voor gesprekken, maar beklijven niet.
Voor de toekomst is het belangrijk om interventies structureel in te bedden en breed te promoten, bij voorkeur met meerdere actoren (zoals verenigingen of cafés) als mede-organisator. Zo kunnen tijdelijke initiatieven uitgroeien tot terugkerende ontmoetingsmomenten en een blijvend gevoel van gemeenschap versterken.